Wat voor een prachtig land hebben we toch, dat men in ons parlement debatteert in verzen. Als onze wetten nu ook nog geschreven zouden worden in sonnetten, de vonnissen in rondelen, de belastingbrieven in haiku’s en het staatsblad in romanvorm, dan waren we helemaal goed af.
Toch werd er flink met de ogen geknipperd bij het onderonsje tussen Jean-Marie De Decker en Herman Van Rompuy. Niet zozeer vanwege het feit dat er poëzie op het spreekgestoelte verscheen, wel vanwege de parate kennis van de eerste minister.
De Decker had om zijn superieur uit te zwaaien een stuk gedicht opgedolven. Nu ja, diep had hij er niet voor moeten graven, het staat op het graf van Pim Fortuyn. Iemand als de Decker bloemleest tenslotte alleen uit zijn eigen klassieken.
Het fragment uit ‘De ploeger’ van Adriaan Roland Holst ging als volgt:
Ik zal de halmen niet meer zien
Noch binden ooit de volle schoven,
Maar doe mij in den oogst geloven
Waarvoor ik dien -
Waarop Van Rompuy zonder aarzelen:
Ik vraag geen oogst; ik heb geen schuren -
Ik sta in uwen dienst, zonder bezit -
Maar ik ben fier dat ik de ploeg van uw woord mag besturen
Om dat zo uit je mouw te schudden: knap – ook al gebiedt de poëtische correctheid (gibt so überhaupt etwas?) te zeggen dat het citaat niet helemaal juist was. Adriaan Roland Holst schreef het in 1917 zo:
Ik vraag geen oogst; ik heb geen schuren -
Ik sta in uwen dienst, zonder bezit -
Maar ik ben rijk in dit:
Dat ik de ploeg van uw woord mag besturen
Het maakt de prestatie er niet minder indrukwekkend op. Ik ken weinig Vrienden van de Poëzie die dat zo eventjes gauw-gauw ten berde weten te brengen. Is Van Rompuy een genie? Heeft hij een buitengewoon geheugen? Het eerste zou op zijn minst een voorbarige conclusie zijn, het tweede komt allicht al dichter in de buurt. Maar er is nog een bijkomende verklaring: enig googelen leert dat Van Rompuy op zijn website een rubriek heeft die Gedicht van de week heet. En ‘De ploeger’ is een van die gedichten van de week. Weliswaar al gepost op 17 juli 2006, maar Van Rompuy zet er slechts om de paar maanden een vers op. En het meest recente, daterend van 25 oktober jl. is er eentje van … Henriëtte Roland Holst. Het zou dus best wel eens kunnen dat Van Rompuy ook even dat gedicht van Henriëttes neefje Roland herlezen heeft (waarin best een grappige parallel zit: Adriaans ‘tante Jetje’ was niet alleen dichteres maar ook een overtuigde socialiste, bijna zo links als Van Rompuys eigen PVDA+zusje Tine).
Het is niet de bedoeling om af te doen aan de mythe die Van Rompuy gisteren rond zich gecreëerd heeft, maar het zet de poëziekennis van onze nieuwe Europese president wel even in perspectief. Die kennis is er natuurlijk wél, en behoorlijk paraat zelfs, waarvoor chapeau!
En ja, het is misschien wat jammer dat onze premier eerder bloemleest uit Adriaan Roland Holst dan uit Peter Holvoet-Hanssen of uit Bertus Aafjes en niet uit Dirk Van Bastelaere, maar het weze hem vergeven. Wij hebben tenminste een premier (even nog) die kan citeren uit poëzie in plaats van alleen maar uit de Statenbijbel.
20 november 2009 — 5:05pm
1 reactie » | Blog
Zondag liep hij nog bij mij aan de hand. Onderweg naar huis, na een bezoek aan zijn overgrootmoeder die hem vaak met mij verwart en mij met nog iemand anders. Een kinderknuistje in een grote hand, de hele weg. Dapper stappend, zonder klagen, omdat hij dat aan zijn papa beloofd had. Onderweg hoorde hij van de maan en de zon en hoe die elke dag een reis om de aarde afleggen, en van grote blaffende honden die we zouden tegenkomen en waarvan hij niet bang was. En hij leerde mij waar zijn juf woonde, want dat wist hij. Hij weet al veel, al is hij nog zo klein.
Maandag nam hij zijn broertje bij de hand, op diens eerste schooldag. Hij nam hem mee over de rode lijn waarachter de ouders en grootouders moeten wachten, de ooms en tantes ook, en hij troonde hem mee naar de gang, naar het klasje – niet het zijne, maar dat van de allerkleinsten. Tijdens de speeltijd nam hij hem mee naar zijn vriendjes en na schooltijd opnieuw naar de rode lijn waar de wereld van de school weer verandert in de wereld van thuis. Hij zorgde voor zijn broertje als een echte grote broer. Hij is tenslotte vier. En dat is al o zo groot.
12 november 2009 — 12:25am
Reageer » | Blog
De thuiskomst gisteren was fijn. De laptop aangezet, de pas vernieuwde internetkabel ingeplugd, het mailprogramma geopend en in de inbox een mail gevonden van Cultuurkapel De Schaduw met de bekendmaking van de winnaar van de poëziewedstrijd. Mijn drie ingezonden gedichten waren in de smaak gevallen en dus sta ik op zaterdag 14 november op het podium van de Literaire Living van De Schaduw in Ardooie.
Ik weet niet hoe het er zal uitzien, maar het roept bij mij alleszins herinneringen op aan een andere Literaire Living, die van een jaar of tien geleden in Leuven. Koen Peeters en Kamiel Vanhole nodigden toen schrijvers uit om te spreken over hun werk en eruit voor te lezen. Een dertigtal toehoorders mochten in aftandse zetels en op kringloopbanken plaatsnemen, er werd koffie en cognac geschonken en met mierzoete petitfours rondgegaan. Ik maakte er voor het eerst kennis met Peter Verhelst en was meteen (enfin, toch redelijk snel) verkocht. Gezellige avonden waren dat.
Gastheer van toen, de zeer aimabele Kamiel Vanhole, die ik in die periode ook een keer interviewde voor het studentenblad Veto, jaagt ondertussen alweer meer dan een jaar naar inspiratie op de eeuwige dichtvelden.
Op de Nacht der Poëten in Aarschot in 2003 mocht ik ooit zelf met Kamiel het podium op. Nu ja, ik mocht bij de eersten op (toen ook als wedstrijdlaureaat) en Kamiel heel wat later. De headliner van de avond (en voor hem mag die rockfestivalterminologie best) was toen Simon Vinkenoog – ondertussen samen op jacht met Kamiel Vanhole (of meer waarschijnlijk: samen de vredes- of andere pijpen rokend).
En wat gaat Peter Holvoet-Hanssen doen op de Literaire Living van 14 november? Een hommage brengen aan Simon Vinkenoog!
Tout se tient… Dat wordt een mooi weerzien met de levenden en de doden daar in de Cultuurkapel De Schaduw.
5 november 2009 — 11:38pm
Reageer » | Blog
Het werd herfst. En dan dient Rilke gelezen te worden.
Heer: het is tijd. De zomer was zo rijk.
Leg nu uw schaduw op de zonnewijzers
En laat de winden op de velden vrij.
Verderop in het gedicht vraagt Rilke om nog twee zuidelijker dagen. Ik hoopte er ook op – tot twee weken geleden. Toen viel definitief het doek over de zomer en viel er niet aan te ontkomen: de verwarming aan. En voor het eerst kwam ik (oktoberkind, hersftadept, melancholiejunk) er niet mee in het reine. Na een lange, verwarde zomer, met schrijven in de Belgische zon en reizen in de Spaanse, was de hersft plots te koud, te onwennig, te vaderloos.
Wie nu geen huis heeft, bouwt er geen meer
Het ouderlijk huis uit de lente is een huis van moeder geworden. Als iemand die jaren in de tropen vertoefd heeft ben ik, de minste koude kruipt meteen onder de lichte kleren. De winter zal wennen zijn, omdat hij meer binnen huist dan buiten. Maar we schrijven om ons te verwarmen. Is er een andere reden?
wie nu alleen is, zal het lang nog blijven,
zal waken, lezen, lange brieven schrijven
en rusteloos door lege lanen dwalen
als de bladeren op de herfstwind drijven.
Kijk eens aan, we kunnen nog altijd naar buiten…
3 november 2009 — 1:09pm
1 reactie » | Blog