“It’s enough for a man to understand his own business, and not to interfere with other people’s. Mine occupies me constantly.”
(Ebenezer Scrooge in A Christmas Carol – Charles Dickens)
‘Twididi-dùdu!’ De schorre parkiet in zijn jaszak vertelde Ben dat er een e-mail was binnengekomen. Hij was niet de enige die dat nu wist, in de drukte van het grootwarenhuis keken enkele mensen naar hem om. Heel even maar, voor ze weer doorgingen met het volladen van hun winkelkarren, de behoefte was groot, Kerstmis vlakbij. Ben gromde binnensmonds, zijn baas had hem dat nieuwe mobieltje kunnen besparen, geen seconde voelde hij nog rust. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat was er altijd die ongemakkelijke dreiging van dat kleine toestel dat hem met een simpele ‘twididi-dùdu’ kon opeisen. Drie dagen had hij dat ding nu en het had hem al gestoord bij het eten, slapen, autorijden, lezen, tv-kijken en eenmaal bij het douchen. Het had gesprekken onderbroken en mensen doen zuchten. Nu jengelde het naar Bens aandacht te midden van een onmogelijke hoeveelheid keuze aan chips en toiletpapier. Terwijl hij de smartphone uit zijn jas opdiepte, botste een winkelkarretje tegen het zijne. Strijdwagens waren het geworden, waarmee iedereen om ter snelst en om ter gulzigst door het warenhuis stoof. Ben Hur anno 2014. Wie de race vertraagde, kreeg een onvriendelijke opmerking, of op zijn minst wat verstolen gemopper.
Ben schoof zijn karretje aan de kant en opende de mail. ‘Beste Ben, dit is een automatisch gegenereerd bericht van de Gmail-service. Voor de Google-account marliesewies81 is een time-out van drie maanden opgetreden. U bent door de gebruiker marliesewies81 aangeduid als vertrouwde contactpersoon om haar gegevens te downloaden. Het paswoord dat u daarvoor dient te gebruiken is HbbQZ85kiGG23. Met vriendelijke groeten, het Google-accountbeheer.’
Bens bloed werd met een bedwelmende snelheid van zijn hoofd naar zijn voeten en weer terug gepompt. Marliesewies81, dat was de account van Marlies, die drie maanden geleden – terstond verdrong hij het beeld van de voortrazende trein die het tere lichaam van zijn vriendin had gegrepen.
Ongelovig staarde hij naar het kleine schermpje met daarop een laatste, late echo van zijn vriendin. Drie maanden gleden aan hem voorbij, drie maanden waarin alle clichés waar werden: dat ze drie jaren leken te duren, dat ze alles veranderd hadden. Drie maanden die waren begonnen met wat een doffe klap moet zijn geweest. Het was 23 september en dat net toen de herfst begon, was niet meer dan toeval, want de dag had niets sombers gehad. Een Indian Summer had de aarde tot in de vroege avond gloeiend gehouden. Het moet nog zacht geweest zijn toen ze… Dat was het zelfs nog toen twee agenten, van wie een in burger, bij hem aanbelden.
Al snel kwamen de vragen. En de vragen die hij zichzelf stelde, hoorde hij anderen honderd keer herhalen. Waarom? Had je niets aan haar gemerkt? Deed ze de laatste tijd anders? Heeft ze je nog wat gezegd? Waarom niet? Heeft ze misschien iets achtergelaten, een brief of zo, heb je haar laptop gecheckt, stond daar geen brief op? De vragen hadden hem leeg geschraapt, helemaal tot op de bodem, tot hij ze niet meer aankon. Hij begon de mensen die Marlies gekend hadden te mijden, verkocht hun huisje op het platteland en ging weer in de stad wonen.
Hij kon geen antwoorden vinden. In machteloze pogingen trok hij zich voortdurend dieper in zichzelf terug. Had hij iets gemerkt? Iets moeten merken? Ze was al enkele weken wat stiller geweest, dat wel. Ze was ’s avonds niet bij hem op de bank komen zitten om tv te kijken, zoals ze dat voor de zomer altijd deed, de voeten opgetrokken onder het dekentje, haar hoofd tegen zijn schouder. Stilzwijgend ging ze aan de lange tafel zitten, met haar laptop voor zich. Met tussenpozen rammelden haar vingers over het toetsenbord.
‘Wat doe je?’, had hij gevraagd.
‘Ik schrijf’, had ze geantwoord.
‘Wat dan? En aan wie dan wel?’, had hij gelachen.
‘Aan mezelf’, had ze ernstig gezegd.
Maar een afscheidsbrief had ze niet geschreven. Ook op haar laptop had hij niets teruggevonden. Er waren ook geen aanwijzingen op haar Facebookprofiel, daar verscheen nu hooguit nog een zeldzaam berichtje van een vriendin: ‘mis je x’. Alleen haar e-mails bleven een afgesloten schrijn.
Had ze op die avonden misschien mails naar zichzelf gestuurd? Pogingen om achter haar paswoord te komen waren op niets uitgelopen. Marlies zou voor altijd zwijgen. Tot nu. Blijkbaar had ze aan Gmail de opdracht gegeven om Ben het beheer toe te vertrouwen van haar digitale nalatenschap of hoe heette dat ook weer precies, hij had er onlangs nog wat over gelezen.
Ben prutste aan zijn smartphone terwijl zijn hart tegen zijn ribben bleef hameren. Hij moest naar de site van Gmail, of naar Google, een browser openen, neen eerst dat paswoord kopiëren, hoe deed je dat op zo’n toestel, het lukte niet, en die trillende vingers hielpen ook al niet.
‘Mag ik misschien even?’
Ben keek verschrikt op. Een zwaar geparfumeerde dame wees naar het rek met koffiefilters dat hij met zijn kar vakkundig had versperd. Hij mompelde een verontschuldiging. Dit werkte helemaal niet, hij moest hier weg, zo snel mogelijk.
Met zijn kar als een stormram voor zich uit baande hij zich een weg tussen wijn en koekjes proevende klanten, trage oudjes met wandelstokken, moeders met hinderlijke kroost en rekkenvullers op laddertjes, tot bij de kassa’s. Ondertussen bleven beelden van Marlies door zijn hoofd spoken. Hij had haar willen begraven in de rode baljurk die ze droeg toen hij haar voor het eerst had ontmoet, maar door de omstandigheden kon dat niet, hij had haar niet eens meer mogen zien. Hij vroeg zich opnieuw af, zoals hij het al drie maanden deed, waarom hij vooral de laatste beelden van Marlies met zich meedroeg, niet die van de jaren ervoor, de pret die ze samen hadden, de vakanties.
Toen hij de lange rijen aan de kassa’s zag, wou hij in huilen uitbarsten. Maar even had hij geluk: er werd een nieuwe kassa geopend. Hij haastte zich er met zijn kar naartoe, waarbij hij bijna een student met een volle rugzak omver kegelde. Pas toen de bediende zijn aankopen begon in te scannen, kwam hij even tot rust, om pas dan te beseffen dat hij net zo goed zijn kar had kunnen laten staan en zo naar buiten had kunnen lopen. Hij was helemaal in de war, helder denken ging niet meer. Gelukkig zou hij spoedig weten wat hij al drie maanden wilde weten.
Op de parking van het grootwarenhuis zong het koortje van een jeugdbeweging Christmas carols voor het goede doel. Enkele klanten remden de snelheid van de dag af en bleven luisteren, sommigen gooiden wat in de vioolkist die als collectebus diende, anderen kochten een wenskaart of een doosje kaarsen. Een meisje trachtte Ben aan te klampen voor een kleine gift, maar hij liep haar in zijn haast zowat van de sokken. Zijn half afgewerkte boodschappen keilde hij in de kofferbak van zijn auto, de sneeuwwit geglazuurde kerststronk brak daarbij doormidden. Hij duwde het karretje van zich weg, het maakte nog enkele ontregelde pirouettes richting karrenstalling.
Met een plof liet Ben zich op de bestuurdersstoel vallen. Zijn vingers trilden niet minder, maar hij was nu tenminste alleen, niemand die zijn zenuwachtig gepriegel aangaapte, niemand die gehinderd werd door zijn stilstand of die zo nodig koffiefilters wou. Ben haalde diep adem, kopieerde het paswoord dat hem was gemaild, opende de account marliesewies81 en plakte het paswoord in het voorziene vakje. Het venster van Gmail opende zich. Ben klikte snel op de inbox. Nog enkele berichten van in september maar geen van Marlies zelf. Hij schrok. Lichte paniek overviel hem. Snel opende hij de map met verzonden mails, dan die met bewaarde mails, verwijderde mails, concepten. Overal las hij hetzelfde. Telkens diezelfde woorden. Deze map is leeg. Deze map is leeg. Deze map is leeg.